Als Nederland op 15 mei 1940 de capitulatie tekent, is de militaire en bestuurlijke bezetting van ons land door de Duitsers een feit. Eerst houden die zich nog gedeisd, maar al gauw wordt het gedwongen ontslag van alle Joodse ambtenaren afgekondigd. Langzaam maar zeker, bijna sluipenderwijs, worden de anti-Joodse maatregelen verder opgevoerd. Eerst volgt het scheiden van de Joodse leerlingen van de niet-Joodse op school; dan de bordjes ‘Verboden voor Joden’ in parken, restaurants en openbare badhuizen; en daarna het afpakken van Joodse bedrijven. In 1942 draaien de incidentele razzia’s uit op de planmatige deportatie van alle Joodse Nederlanders naar concentratie- en vernietigingskampen. Ook de twee enige Joodse gezinnen van Brummen, beide Meijers geheten, ontkomen niet aan vervolging en zien zich in de nazomer van ‘42 genoodzaakt onder te duiken. Beide gezinnen, die verspreid verblijven op zeker vier verschillende adressen in Brummen, worden verraden door een familielid van een onderduikgever. Slechts een enkeling overleeft de oorlog; de andere Joden van Brummen worden vermoord in de Oost-Europese vernietigingskampen. 43 jaar na de oorlog, in 1988, wordt ter nagedachtenis van de Joden van Brummen een monument opgericht. De plek van dit monument is niet toevallig gekozen: hier heeft van 1889 tot 1962 de synagoge gestaan. Het monument is een ontwerp van de Joods-Apeldoornse architect Bram van Gelderen. In de steen is een gevelsteen van de voormalige synagoge ingemetseld. De tekst op het monument opent met Jeremia 31 vers 15: ‘Rachel schreit om haar kinderen, die zij derft.’